Op de vooravond van IVF besluit het ziekenhuis in overleg met mij toch nog een laatste IUI poging te ondergaan. Aangezien er pas eind de maand een afspraak gepland staat over hoe en wanneer verder met IVF, zien we het nog zitten om een allerlaatste IUI poging te ondergaan.
We zijn laat, eigenlijk te laat als we in de middag om 2 uur het ziekenhuis inlopen. Eigenlijk moet het zaad al ingeleverd zijn, maar ik laat me er niet door van me stuk brengen.
Bij de afdeling gynaecologie haal ik het formulier op. Ik geef aan dat het zaad nog geproduceerd moet worden, dus krijg ik er een potje bij.
Ik loop al richting de gehandicaptenkamer, de rukkamer genoemd in het ziekenhuis.
‘Jullie weten de weg?’, roept de baliemedewerker ons achterna.
‘Yup, dit is de…vierde keer, geloof ik. We weten het inmiddels.’
Mijn man doet zijn bijdrage en als hij klaar is brengen we het potje naar het laboratorium. Hij moet aangeven of hij medicijnen heeft gebruikt, hoeveel dagen onthouding er zijn geweest en of hij koorts heeft gehad. Hij zet zijn handtekening en dan neemt de laborant het potje mee op het zaad op te werken.
Het is inmiddels 14:25 en onze IUI staat om vier uur gepland. We besluiten nog de stad in te gaan, dat is ongetwijfeld minder saai dan te wachten in de wachtkamer.
Na anderhalf uur parkeren we de auto weer op het terrein. We melden is bij het laboratorium en na even wachten krijgen we en wit buisje mee met daarin hopelijk het zaadje wat het gaat doen. We lopen door naar de afdeling en nemen plaats op de bank. Ik merk dat ik zenuwachtiger ben dan de vorige keren. Mijn handen trillen en de laatste tien minuten volg in de secondewijzer op de klok.
Eindelijk is het vier uur en ik zie de dokter naar buiten lopen. Ik wil al opstaan, maar hoor dan een andere naam geroepen wordt. He bah, loopt het nog uit ook. Ik volg de klok weer en kijk angstig naar de deur waar de arts en patiënten achter verdwenen zijn. Eindelijk komen ze naar buiten. Nu zullen wij toch wel aan de beurt zijn? De arts loopt even naar de balie en loopt dan weer naar een ander kamertje. Voor de deur roept hij onze naam.
‘Zo,’ zegt de arts. Waarom zeggen artsen dat toch altijd? ‘We hebben wederom niet veel zaadjes gevonden’.
‘Hoeveel zijn het er dit keer?’, vraagt mijn man.
‘We hebben drie miljoen levenden kunnen vinden,’ zegt de arts.
Ik mag me uitkleden en in de stoel gaan liggen.
Mijn man pakt een stoel erbij en komt naast me zitten. We zien hoe de arts de zaadcellen in een spuitje stopt en het spuitje aan een slangetje vastmaakt. Ik ga liggen en leg mijn benen in de beugels. De arts zet de stoel wat hoger.
‘Ik ga nu de eendenbek bij je inbrengen’, zegt hij.
Ik voel iets kouds en wacht tot de gyn begint te schuiven en te duwen.
‘Zo, ik heb uw baarmoedermond goed in beeld.’, zegt hij. ‘Ik ga nu het slangetje bij je inbrengen.’
Het doet wat pijn, een soort van steek is wat ik voel. Ik hoor hoe de arts het spuitje leegspuit. ‘Zo, ze zitten er allemaal netjes in hoor.’, zegt hij.
Hij trekt het slangetje er weer uit. Ik zie dat er bloed op zit. Aha, dat kon de pijn dus verklaren.
De arts zegt dat ik nog tien minuten kan blijven liggen en daarna mag opstaan.
Hij wenst me veel succes toe.
Na een kwartier lopen we het ziekenhuis uit. In de auto schuif ik m’n stoel naar achter, leg de rugleuning plat en leg m’n voeten op het dashboard. Ja, ik weet het; ook dit is volgens een heleboel mensen zinloos, maar als het niet helpt, kan het in ieder geval ook geen kwaad. Misschien helpt de zwaartekracht wel, en zwemt er één van die drie miljoen zaadjes nu precies de goede kant op. Ik kan in ieder geval zeggen dat we er alles aan gedaan hebben om dit te laten slagen.
reacties (0)