Namiddag, een moeilijk moment voor onze stuiterballen. Wiefke heeft haar hapje op. Beer heeft nog geen honger. En oh wee als de dag geen buitenmoment heeft gekend: dan wordt er binnen gehangen en gemiept.
Avondwandelingetjes zitten wel in de genen, dus ik ga niet nog een uur zitten luisteren naar gejengel en pak de schoentjes en de jasjes. We gaan deruit!
In de lucht drijven een paar verdwaalde grijze wolken. 'Kijk mama, de nacht komt eraan.' Thorben weet het allemaal precies.
We lopen naar de speeltuin op het pleintje.
Heerlijk archetypisch.
Kleine beer maant zijn zusje tot snelheid en rent alvast vooruit op de stoep, netjes wachtend bij elke oversteek.
Gelach drijft over de straten naar ons toe .
Thorben kijkt verlangend naar het spelen achter de hekken. Hij heeft de andere kinderen ontwaard.
Snel, snel, snel naar de ingang en rennen naar de schommels voordat ze bezet worden. Trol en Troela zijn los. Ze schommelen en lachen, kraaien en schitteren.
Een groepje oudere kinderen rent langs. Ze roepen naar elkaar, zien onze trolletjes niet staan. Tikkie! De volgende is hem en hup, ze rennen de andere kant weer op, kwetterend en zwenkend als een troep opgewonde spreeuwen.
Trol wordt er door aangestoken. De schommel is niet zo interessant meer. Eraf, wil hij! Erachteraan! Hij neemt een sprintje en verlaat onder de bewonderende blikken van zijn Troela het snipperveld.
De energie knettert.
De kinderen ontwijken behendig de speeltoestellen, in een andere realiteit dan ons manneke die maar niet snapt dat ze zich niet laten pakken.
Ongrijpbaar hun spel terwijl de dag hen langzaam ontglipt.
Dan ineens een onhoorbaar signaal.
Als één man draait de groep zich naar het hek en rent het terrein af.
Het gelach verstomt, alsof ze er nooit geweest zijn.
De dag is verdwenen.
Schemer.
Trol en tijd staan stil.
Een bevroren moment tussen dag en nacht.
Troela kijkt intens tevreden op.
'Ba.'
Met haar magische spreuk komen de straatlantaarns tot leven.
Tijd loopt door.
Ook Trol kan weer bewegen. Hij loopt bedachtzaam op ons af.
'Kom, we gaan naar huis.
Het is nacht.
We gaan sterren kijken.'
Hij neemt zijn zusje bij de hand
Bij het hek kijkt hij nog even om.
Je ziet hem denken.
Waren de kinderen er echt?
Of heeft hij met de schemerlingen gespeeld?
Met een zucht verlaten ze het magische veld, terug naar alledag.

reacties (0)