Ik haat de baby-boom periodes. De periodes waarin de geboortekaartjes zich weer opstapelen, collega na collega vertelt zwanger te zijn, en mijn facebookpagina me mee laat voeren in het blijde nieuws van anderen. Hoera-we-zijn-zwanger-blijde-nieuws welteverstaan.
Altijd weer een volgende bolle buik, die de vorige dikke buik opvolgt. Steeds weer zichtbaar hoe het anderen wel steeds lukt, waarin ik nog niet slaag.
De ‘dit is vruchtbare grond’ grappen worden weer gemaakt tot mijn grote ergernis. En natuurlijk wordt er door sommige collega’s gevraagd waar ik toch blijf met het krijgen van kinderen. Ik bekort mijn aanwezigheid tijdens zulke gesprekken maar weer door snel een kop thee uit de automaat te trekken en zo ongemerkt weg te glippen uit deze babypraat.
Door mijn hele medische mallenmolen-traject slaag ik er niet om bevallingsdata van anderen te vergeten. Ik weet hoeveel weken iemand zwanger is en wat de uitgerekende datum is. Ik weet dus ook dat er binnenkort een periode komt waarin al die vrouwen tegelijk moeder worden. En wat zie ik daar tegen op!
Al dat babygeluk om me heen, baby’tjes mogen bewonderen, sommige even vasthouden, en steeds weer dezelfde pijnlijke steek voelen rond mijn maagstreek bij het realiseren dat het kindje toch écht van hun is.
Zo’n 2 jaren geleden, toen wij net de medische molen indoken, grapte de dochter van mijn oudste zus, dat zij vermoedelijk eerder een kindje zouden krijgen dan ik. We lachten er allebei om en geloven deed ik het niet.
Tussen de post en geboortekaartjes op tafel, ligt daar een schattig roze kaartje van haar prachtige dochter.
Het voelt als een ultieme dolksteek in mijn huilende hart…
reacties (0)