Het is net na de lunchpauze en ik neem net een tweede hap van mijn broodje als mijn manager mijn kamer binnen komt lopen. Ik weet waarvoor ze komt, maar ik heb er totaal geen zin in. Ik leg het broodje naast mijn toetsenbord in de wetenschap dat mijn trek zo wel over zal zijn. Ik ben nu al geïrriteerd dat zij mijn eetlust verpest.
Vorige week dinsdag heb ik een pittig gesprek gehad met mijn manager. Waarbij zij eerst aangaf dat ik voor 1 dag per week ziek gemeld kon worden, draaide zij haar woorden plots weer terug. Volgens haar acht het management mij niet ziek. Ik heb alleen wat moeite met de balans tussen werk en privé en dat moet ik maar in eigen tijd oplossen. Daarnaast staat mijn vaste thuiswerkdag ter discussie. Mijn manager is van mening dat ik daardoor in de toekomst meer ga verzuimen. Waar zij het vandaan haalt, geen idee. De afgelopen 4 jaar ben ik welgeteld 7 dagen ziek geweest. Tijdens mijn zwangerschap heb ik mij geen enkele dag ziek gemeld, ook al hing ik 22 weken elke dag boven een emmer of de wc pot.
Verrast, verbaasd en boos door de nare wending in het gesprek, kon ik niet anders dan emotioneel worden. Ik probeerde te vechten tegen mijn tranen, ik wilde sterk zijn en zeker niet tegenover zo’n onmenselijk mens mijn zwakte tonen. Ik kon het helaas niet meer tegenhouden. De wanhoop, het onrecht, de oneerlijkheid. Het was teveel. Het was de welbekende druppel. De discussie veranderde in een conflict waarbij ik in huilen uitbarstte. Ik begreep mijn manager niet, zij begreep mij niet. We besloten er later op terug te komen.
Die nacht na het gesprek heb ik natuurlijk geen oog dicht gedaan. Haar woorden gonsden door mijn hoofd. Uiteraard wist ik in bed wél de juiste woorden te vinden en in gedachte zette ik mijn manager mooi voor het blok. De ochtend er na heb ik mijn gedachten in een mail getypt en aan mijn manager doorgestuurd. Een afschrift daarvan heb ik doorgestuurd naar haar manager, zij deed immers uitspraken namens het managementteam dus ik vond dat hij moest weten wat zij namens dit team verkondigt.
Blijkbaar is ze op haar vingers getikt, want ik zie de boosheid in haar ogen terwijl zij mijn lunch onderbreekt en op een stoel tegenover mijn bureau plaatsneemt. Vervolgens barst zij los. Hoe ik het in mijn hoofd haal om ‘jan en allemaal te cc-en’. Hoe dankbaar ik moet zijn wat mijn werkgever allemaal doet om mij tegemoet te komen (serieus? Hoe dan?). Dat mijn ziekte mijn probleem is en dat ik het zelf moet oplossen. Dat zij mij betaalt voor 4 dagen werk per week en dat zij daarom eist dat ik 4 dagen per week beschikbaar ben op kantoor. Hoe ik erbij kom dat zij heeft voorgesteld om mij 1 dag per week ziek te melden. Dat ik lieg, dat ik dingen hoor die niet zijn gezegd. Ze raast maar door, zegt expres dingen om mij te kwetsen en te vernederen. Ze zegt, heel kattig, dat er soms vrouwen zijn die niet om kunnen gaan met de combinatie werk en kind. Dat sommige vrouwen meer moeite hebben om normaal te functioneren na een bevalling. Allemaal op een toon alsof het mijn falen is, dat ik geen normale vrouw ben. Dat ik niet voldoe aan de norm. Ik voel mij zo gekwetst dat ik geen woord kan uitbrengen. Ik ben woedend, laaiend en het liefst geef ik haar ter plekke een enorme dreun, maar een ontslag op staande voet kan ik niet gebruiken dus ik houd mij in. Toch gaat zij nog een stapje verder. Ze liegt en ze draait haar woorden terug alsof het de normaalste zaak van de wereld is. En dan zegt ze het. Dé reden van dit alles. Dé reden waarom zij boos is, waarom zij mij niet ziek wil melden. Ze benoemt hetgeen wat zij mij kwalijk neemt. “Jij wilde toch zo graag een kind?!”. Ze trekt haar wenkbrauw op en kijkt mij bijna uitdagend aan.
Ik weet niet wat ik moet antwoorden. Natuurlijk wilde ik een kind. Dat was mijn grootste wens. Als ik nu zeg dat ik inderdaad heel graag een kindje wilde, wat gaat zij dan zeggen? Dat het allemaal mijn eigen schuld is en dus niet haar probleem? Ik zeg niets. Ik sla mijn ogen neer en ik veeg de tranen weg. Opeens kan het mij niet meer schelen dat zij mijn zwakte ziet. Opeens realiseer ik mij dat ik niet zwak ben. Ik ben een mens. Een moeder. Een vrouw. Ik vecht voor mijn gezin, voor mijn kind. Voor mij. Ik wil beter worden. Ik wil geen gevecht, ik heb geen energie voor een conflict. Ik laat mijn manager uitrazen en stem uiteindelijk in met het inzetten van eigen verlof. Hoewel ik weet dat ik in mijn recht sta voor wat betreft een ziekmelding. Nog een strijd kan ik niet aan. Ik vecht mijn eigen gevecht en dat kost mij al genoeg inspanning.
Toch heb ik wel een afspraak aangevraagd met de bedrijfsarts. Al is het alleen maar om te bespreken hoe ik met deze situatie op het werk moet omgaan. Af en toe borrelt de woede weer op, dan hoor ik de gemene opmerkingen weer en dan ga ik het liefst per direct naar huis. Dan neem ik het liefst ontslag, zodat ik nooit meer haar gezicht hoef te zien en ik lekker thuis kan genieten van ons wonderkind. Maar ik weet dat ik hier doorheen moet. Weglopen heeft geen zin. En ik heb het salaris ook gewoon nodig.
Het is soms zwaar om altijd maar te vechten. Volgens mij is er een soort gezegde: Pick your battles, choose wisely. Dat doe ik dan nu maar. Ik kies ervoor om mijn energie te steken in mijzelf. Ik laat het werk voor wat het is en ik hoop dat de kou uit de lucht zal gaan en ik op termijn weer normaal kan werken met en voor mijn manager. Nog liever hoop ik dat zij snel een andere baan heeft, maar dat is misschien niet zo realistisch. Dit drama kon er nog wel bij, ik had blijkbaar nog niet genoeg op mijn bordje.
Learn to choose your battles.
Battles not fought are not lost; simply battles not worth fighting for
reacties (0)