Op mijn zestiende levensjaar besloot ik bij het Leger des Heils te gaan stagelopen. Mijn ouders vonden me daar nog te jong voor en adviseerde me om eerst een wat ‘lichtere’ stageplek te zoeken. Ik luisterde niet naar ze, deed wat ik zelf wilde, en toen ik na een aantal weken vastliep, boden mijn ouders aan met mij mee te gaan naar school om toch een andere plek op te zoeken. Ik deed dat, echter wel onder 1 voorwaarde: ‘Als jullie maar niet zie je wel zeggen.
Inmiddels ben ik ouder en wijzer. Iedereen mag tegenwoordig zie je wel tegen me zeggen. Ik vind het niet de meeste handig manier van reageren, maar zo druk maak ik me er niet meer om, De enige die niet zie je wel tegen me mag zeggen, dat ben ik zelf. En de enige die het vaak doet, ben ikzelf.
Eind vorig jaar liepen mijn man en ik op een avond laat op het strand, vlakbij onze woonplaats. Hand in hand, starend naar de sterren en diep in onze jassen gekropen vanwege de striemende kou, toen Eric ineens zei: ‘Weet je, ik weet eigenlijk helemaal niet of ik wil starten met een volgend traject…’
De maan kroop achter een wolk en alle sterren stopte naar mijn idee met schijnen en ik wist precies waarover hij het had. De aankomende ICSI-behandelingen. De kinderwens.
Ik zag het niet aankomen. Bij grote beslissingen sta ik alleen twijfel toe tot het moment dat de beslissing genomen is, daarna moet het gedaan zijn, anders zou mijn leven als twijfelaar ondragelijk worden.
Toen we eindelijk besloten hadden om wel te starten met de IVF behandelingen, heb ik voorafgaande aan dat besluit uiteraard lang getwijfeld. Maar toen we er eenmaal samen uit waren, was het goed voor mij. Totdat ook die richting doodliep in een niet mogelijk te volgen behandeling.
Dus toen Eric zijn zin uitsprak, zoog mijn hersenpan zich vacuüm. Ik tuurde in het donker naar de zee, naar een boot in de verte, en de lege strandvlakte. Ik kon er geen chocola van maken. Na al onze praatuurtjes, twijfelingen en huilbuien, na ons genomen beslissing, ging Eric twijfelen?
Het vacuüm hield aan terwijl ik mijn vragen stelde: waarom zeg je dat? Wat bedoel je ermee? Wat maakt dat je twijfelt? Eric gaf stamelend antwoord, ook hij moest zijn gedachten nog vormgeven, woorden zoeken voor zijn gevoel en zijn angsten. Ik bleef in dat vacuüm, ik dacht niet, ik oordeelde niet, voelde helemaal niets. Waar een rastwijfelaar doorgaans maar dít nodig heeft om flink te gaan twijfelen, had ik mijn twijfel zodanig gekneveld, dat ik er met geen mogelijkheid meer bij kon. Mijn twijfel stond op de allerbovenste plank, met een etiketje erop: Afblijven!
Het duurde een uur toen het vacuüm zachtjes scheurde. Er kwam lucht bij mijn gedachten en ik kon niets beters verzinnen dan maar een potje te janken.
Het is niet moeilijk om vooraf vreselijk te twijfelen over ICSI-behandelingen. Als je alle statistieken over de wending die je leven kan nemen door zo’n behandeling naast elkaar legt, moet je wel een uitzonderlijke optimist zijn om niet een paar vragen bij je kinderwens te zetten.
Nadat Eric mijn vragen zo goed en zo kwaad als het ging had beantwoord en ik mijn schrik wat had uitgetraand, beloofde ik erover na te denken. Ik had verwacht dat ik slecht zou slapen, me ‘stilletjes’ zou voelen bij het opstaan, dat ik verdrietig zou worden, kwaad zelfs. Maar nee hoor, niets van dat al. De twijfel zat me als gegoten. Als het niet zo complex was, zou ik het ‘opluchting’ hebben genoemd. Ik mocht weer ronddobberen op een van mijn grootste talenten: twijfel.
Ik moest denken aan de voorwaarde die ik op mijn zestiende aan mijn ouders stelde: geen zie je wels, en ik was nog steeds van mening dat dat een beetje kinderachtig was geweest. Maar toch dook het gevoel weer op: wat als ik Eric overhaal en het leven een noodlottige wending neemt door die beslissing? Afwijkingen, moederziektes, whatever. Zal ik mijn eigen zie je wels dan kunnen onderdrukken? Het antwoord op die vraag zul je natuurlijk nooit weten, maar het voelde logisch om alles nog eens naast elkaar te zetten.
Allereerst de zie je wel die door mijn hoofd zou zoemen als we aan het ziekbed van een ernstig kind zouden zitten en ik dan naar Eric zou kijken. Zie je wel, Vedertje, zou ik denken, je had hem eind 2014 nooit mogen overhalen
De tweede zie je wel was intenser, heftiger, emotioneler. En die voelde wij allebei. Geen kindje onder mijn hart dragen, groot brengen, mama zijn en worden. Mezelf zien, of juist mijn man in ons kindje. Alles in het moederschap, met de slapeloze nachten en soms wanhopige momenten erbij.
De zie je wel die wij op ons zestigste zien, dat iedereen op mijn 25stigste levensjaar trotste ouders werden een vangnet hebben aan hun kroost. terwijl Eric en ik ons vangnet van leeftijdsgenoten een voor een naar de begraafplaats bengen.
En na de beginmaanden in 2015, na onze verhuizing, won de tweede zie je wel.
Eenmaal verhuisd en wat gesetteld belde ik het ziekenhuis van Groningen op.
‘Ik wil graag een afspraak maken’.
reacties (0)