Ik zit aan tafel en wacht. Wip wat op en neer op mijn stoel, terwijl ik een poging doe tot werken. Een poging, ja, want ik kan niet bepaald zeggen dat ik mijn hoofd erbij heb. Om de drie minuten check ik mijn mailbox (waarom mailt er nou niemand om 8 uur ’s ochtends?!), open ik Facebook om maar niets te missen van de nieuwste ontwikkelingen in de levens van mijn vrienden (ik bedoel, het is toch belangrijk om te weten dat mijn neefje gisteren zelfgemaakte pizza heeft gegeten), waarna ik weer even bij de laptop wegloop om ofwel thee in te schenken, was in de machine te stoppen, thee in te schenken of – totaal overbodig – een doekje over het aanrecht te halen. Of om thee in te schenken.
Nog 5 uur tot ik meer weet.
Twee uur later is mijn proefschrift welgeteld twee zinnen rijker, en ben ik zo ongeveer vierentwintig keer naar de wc geweest (niet heel gek met al die liters vocht die ik in mezelf heb gegoten). Vragen en twijfels stuiteren door mijn hoofd, bonken hard tegen de binnenkant van mijn schedel en veroorzaken zo een doffe pijn achter mijn ogen. Nog 3 uur tot het ziekenhuis me belt met de uitslag van het bloed- en het chromosomenonderzoek. Wat kruipt de tijd!
Ik loop nog maar eens naar de wc en zet voor de verandering eens koffie. Mijn mailbox vertoont nog steeds geen activiteit – het is alsof ze het erom doen, die vrienden en collega’s van me. Ik typ nog maar eens een stukje over het beleven van theater en muziek, maar dwaal al snel weer af met mijn gedachten. Wat nou als...?
Zucht...Nog een uur.
En dan... gaat de telefoon.
Een uur te vroeg?!
reacties (0)