De vergadering is zojuist beëindigd, maar ik lijk de enige die meteen aanstalten maakt om te gaan. Met mijn jas over mijn arm sta ik langzaam op, wachtend op een geschikt moment om mijn vertrek aan te kondigen. Maar niemand lijkt me op te merken – iedereen luistert ademloos naar Jeanet en Evelien, die het lot van de afwezige Sarah bespreken.
“Goh, dat ze overspannen is…zoooo zeg”. Jeanet rolt met haar ogen. “Niet gek hoor, ze heeft haar baan toch nooit echt leuk gevonden? En nu met die reorganisatie…’t is niet niks allemaal.” Evelien haalt haar schouders op en verzucht dat ze sowieso niet vijf dagen in de week werk zou kunnen doen dat ze vreselijk zou vinden. “Ik zou het liefst helemaal niet werken”, zegt ze met een uitdagende glimlach, terwijl ze haar blik over de andere aanwezigen laat glijden.
Er klinkt gelach.
“Tja, je kunt natuurlijk ook gewoon een kind nemen en thuis blijven”, oppert Jeanet terwijl ze haar smalle schouders ophaalt. “Hoe oud ben je eigenlijk?” Als Evelien antwoordt dat ze 26 is, maakt Jeanet een wegwuifgebaar. “Och nee meid, véél te jong”.
In de korte stilte die valt, zie ik mijn kans om afscheid te nemen. Met dat doel doe ik mijn mond open – maar nog voor er geluid uitkomt zijn alle ogen al op mij gericht, ook die van Jeanet en Evelien. “Jaaa! Dimmi! Hoe oud ben jij eigenlijk?”
Ik voel de bui al hangen maar ben niet meer in staat hem te ontwijken. Met tegenzin geef ik antwoord – eenendertig – en dat getal maakt helaas precies de reactie los die ik verwachtte. Beide dames storten zich vol overgave op hun nieuwe slachtoffer en beginnen wild door elkaar heen te roepen.“Echt?!?! Eénendertig al?? Nou…dat lijkt er al meer op!!!” “Wanneer ga jij dan aan de kids? Je mag wel een beetje opschieten!!” “Waarom heb je anders een huis met een tuin gekocht?!” Ik staar uit het raam, de donkere avond in. Ik bestudeer de gezichten van de mensen op straat, tel de langskomende fietsers. Alles om mezelf af te leiden van de onbedoeld messcherpe woorden die van dichtbij op me afgevuurd worden. Ook al is het nu toch alweer weken geleden, en ook al wéét ik dat ze het niet zo bedoelen, het doet echt pijn!
Als het ophoudt, voel ik dat mijn lijf van top tot teen trilt. Ik verbaas me er dan ook enorm over hoe rustig en zelfverzekerd mijn stem klinkt. “Ik snap dat het niet zo bedoeld is…maar hebben jullie enig idee wat je op deze manier kunt aanrichten?”
Ze kijken me eerst alleen niet-begrijpend aan, maar als ik ijskoud toevoeg dat ik drie weken daarvoor een miskraam heb gehad, zie ik de verbazing in hun ogen omslaan in verbijstering. Het liefst ga ik nu door. Ik wil ze raken met mijn woorden, zoals ze mij hebben geraakt met die van hen. Ze op de een of andere manier duidelijk laten voelen dat ze dit NOOIT meer zo moeten doen, dat ze de volgende keer eerst minstens een kwartier nadenken als ze de neiging voelen opkomen om zulke STOMME dingen te zeggen. Ik wil ze wel aan hun blonde haren door de ruimte sleuren, net zo lang tot ze snappen dat kinderen krijgen niet voor iedereen even vanzelfsprekend is, en dat het voor die mensen een heel beladen, pijnlijk onderwerp is.
Ineens schrik ik van mijn eigen gewelddadige gedachten, en houd me in. Het schokeffect aan de vergadertafel is al groot genoeg zónder dat ik mensen aan hun haren over de grond sleep... De spanning is te snijden! Terwijl ik tergend langzaam mijn jas aantrek, vraag ik ze om een volgende keer wat voorzichtiger te zijn. En omdat boos weglopen niet mijn stijl is, voeg ik er met een wrange glimlach aan toe: “Maar om jullie vraag te beantwoorden...die kinderen…daar wordt dus aan gewerkt.”
Ze zullen wel lang over me praten, bedenk ik als ik mijn fiets van het slot haal. Ik vind het een naar idee – ik schaam me nog steeds voor mijn kennelijke onvermogen een baby in mijn buik te laten groeien. Maar als dit ertoe leidt dat er ook maar één van mijn collega’s beter op zijn woorden gaat letten in de toekomst, dan is het het helemaal waard geweest...
reacties (0)