De wekkerradio op mijn nachtkastje geeft 5.02 aan.
Er was iets…flitst het door me heen. Het duurt even voor ik het me herinner, maar dan schiet ik ook met een schok overeind.
Oh ja. De miskraam. Verslagen laat ik mijn hoofd weer in het kussen zakken.
Laat het me opnieuw doen, wens ik in stilte. Laat me opnieuw mijn ogen opendoen, om te beseffen dat ik een hele nare droom heb gehad. Om vervolgens opgelucht adem te halen en gerustgesteld mijn warme handen weer op mijn buik te leggen, zoals ik dat wekenlang gedaan heb, er op de een of andere manier op vertrouwend dat mijn kindje veilig aan het groeien was. Maar nee, opnieuw wakker worden zit er niet in... Dit is nu mijn nieuwe realiteit en ik zal ermee moeten leven dat ik niet meer zwanger ben. Of nou ja, er zit nog wel iets in mijn buik, maar leven doet het niet meer. Raar voelt het wel: mijn lichaam doet nog veel te zwanger.
Slapen gaat niet meer. Mijn hoofd is veel te wakker en mijn hersenen draaien op volle toeren. Met het aantal gedachten neemt helaas ook de pijn weer toe. En de twijfels, bovendien. De schemerperiode tussen nacht en dag is een gevaarlijk perfect moment om je suf te piekeren: werkelijkheid en droom lopen nog in elkaar over en alle gedachten zijn echt – hoe irreëel en onrealistisch ook.
Dit is niet normaal, schiet het door mijn hoofd.
De kans dat je twee keer achter elkaar een miskraam krijgt, is zo ontzettend klein.
Er MOET wel iets ernstig mis zijn met je. Deze conclusie komt hard aan, maar ik weet er even niets tegenin te brengen.
Je hebt hopeloos gefaald, gaat het verder.
Nu kun je niemand meer onder ogen komen.
Het meest natuurlijke op de hele wereld, en wie kan het weer niet? Ik slik, dit doet pijn. De regen van beschuldigingen daalt op me neer en ik ben te verslagen om me ertegen te verzetten. Mijn hoofd blíjft hetzelfde riedeltje afdraaien – tot ik voel dat ik het dieptepunt bereikt heb, en niet verder wegzak. Er is weer vaste grond en ik haal diep adem.
Hoeveel tijd er verstreken is weet ik niet precies, maar ineens zie ik hoe er een straaltje zonlicht tussen de gordijnen door kruipt. Er fluit een vogeltje in de struik voor het slaapkamerraam, en tegelijkertijd voel ik hoe er een warme, slaperige arm om mijn middel glijdt. Ik grijp mijn kans en kruip heel dicht tegen mijn lief aan. Hij plant een kus op mijn betraande wang, en ik voel me niet leeg meer. Ik ben helemaal niet alleen! Er is zoveel liefde. En hoe kan ik nu een slecht mens zijn, als de fijnste persoon op aarde zoveel van mij houdt? Ineens weet ik het zeker: wij gaan het samen wel redden. Ook dit drama komen we te boven – sterker nog: waarschijnlijk brengt het ons nóg dichter bij elkaar.
Ja, het gaat ons lukken! Ooit zullen we met z’n drietjes zijn.
reacties (0)