'Mamma, vliegtuig!'
'Nee schat, dat is een helicopter.'
'Helicopter?'
'Ja, een helicopter.'
Ontkennen kun je niet. Hij ziet ze ook vanaf het balkonof uit het raam. Zelfs als hij alleen een hard gezoef hoort, roept hij 'vliegtuig!'.
We zijn op weg naar wat nichtjes van me. Nichten die ieder een eigen huis hadden, maar al maanden hun huizen uit gevlucht zijn. Ze zitten in het huis dat mijn vader vijf jaar geleden gekocht had. Gekocht als vakantiehuisje, maar dan in de stad. Sommigen getrouwd, hebben kinderen. Drie kamers waar vier gezinnen in zitten. Kinderen verschillen in leeftijd, tussen 1 en 7 jaar. Hier is het veel veiliger dan in hun eigen buurt. Het is tien uur 's ochtends.
Manlief heeft ons met de auto afgezet, laatste vijf minuten moeten we lopen omdat de wegen afgesloten zijn. Deze keer lopen Jame en ik alleen. De weg kennen we, ook Jame, zo goed als ons eigen huis. In een winkeltje koop ik aardbeien en appeltjes voor de kleintjes. Jame mag een koekje uitzoeken. Wanneer we de winkel uitlopen, Jame voor me uit, schrik ik opeens van een uitgestoken hand. Een uitgestoken hand die het bolletje van Jame aait. 'Hey' zeg ik als ik zie dat tussen de winkelruit en een kast een soldaat staat, zodat wij erlangs kunnen. 'Hallo.' We lopen door. Voor de ijzeren poort van het gebouw blijven we even staan. Een helicopter kwam net omlaag en Jame wilde blijven kijken.
'Mamma!' roept hij boven het geluid van de propeller. 'Fiets!' Een jongen komt onze richting op fietsen en rijd langs ons voorbij.
'Ja schat, dat is een fiets.'
'Jame ook fiets!' Het geluid is gestopt, de helicopter is geland en de soldaten staan er in groepen omheen.
'Weet ik lieferd, Jame wil ook een fiets. Binnenkort zullen we er één samen uitzoeken.'
'Uitzoeken?' Hij herhaalt altijd het laatste woord als we hem wat vertellen, als een vraag.
'Samen, echt waar.' Ik beloof het hem. Hij zal het over een paar minuten wel vergeten, maar ik weet hoe graag ik hem een fietsje wil geven. Hij heeft een kleine driewieler, maar op het balkon is het lang niet zo leuk als buiten. En buiten kan gewoon niet. Ik haal de sleutels (die hebben ze mij gegeven, voor het geval dat ze geen electriciteit hebben, wat nu ook het geval was) uit mijn tas en steek ze net in het slot van de ijzeren poort, tot ik opeens iemand hoor roepen. Niet voor mij. Ik draai het slot om en wil net de deur openen, hoor ik het roepen harder worden en de stem dichterbij komen. Als ik me omdraai zie ik twee soldaten aan komen rennen. 'Mevrouw!' roepen ze.
'Kan ik jullie helpen?' Ik ken vele soldaten. Hier, uit dit gebouw, in andere straten, in onze straat, maar als je ze nog niet kent, is het elke keer weer spannend als ze je aanspreken. Een nieuw soort angst. Alleen voel ik die angst niet, maar als Jame bij me is wel. Of ze zijn aardig, of ze hebben verkeerde bedoelingen. Ik hou de hand van kleine man stevig vast.
'Is dat jouw kind?' In het arabisch heb je geen U-vorm. Is dat uw kind kan hij net zo bedoelen. Dezelfde soldaat als ik in de winkel zag, knielt op zijn hurken en komt op ooghoogte van kleine man. Weer aait hij zijn bolletje.
'Ja, dit is mijn kind.' Op één of andere manier vertrouwde ik ze. Ik werd gerustgesteld. De vriendelijke manier van praten en hun beleefde houding. En de aai over zijn hoofd.
'Mogen we hem optillen?' Ze keken me bijna smekend aan. Als dit is wat je beleefd noemt..!! Ik vond het zo lief. Ze zouden hem op kunnen tillen zonder het me eerst te vragen. Maar wat zou ik dan van hen denken? Even in gedachten verzonken, keek ik ze weer aan. Nog steeds niet opgetild, ze wachten op antwoord.
'Ja natuurlijk mag dat.' zei ik vriendelijk. Ik keek de mannen aan. Nouja mannen, jongens zijn het. Ik weet zeker dat ze niet ouder dan mij zijn. Twee jongens, gekleed als soldaten met een geweer op hun rug. De twee praatten met Jame, knuffelden hem. 'Wauw, ze heeft blond haar, wat lief!' 'Hoe is het, kleine meid?' In gedachten was ik aan het bedenken waarom dit hun reactie was. Ze hielden van kinderen, dat kon je zien. Wat zou er afspelen? Zouden ze een kind in de familie hebben, dat ze misten? Die ze door hun plicht niet meer of nooit meer kunnen zien? Zouden ze zelf een broertje of zusje hebben van deze leeftijd? Of nichtjes, of neefjes? En telkens weer herinneren als ze een kind zien? Hoe mooi vind ik het als de groepen soldaten aan het voetballen met de jongens zijn, verhaaltjes vertellen aan de kinderen in de buurt etc.
'Het is een jongen.' zei ik vriendelijk. Ze waren druk met hem in de weer. Ergens borrelde iets. Misschien misten ze daadwerkelijk iets, bij het zien van deze kleine jongen.
'Zal ik je naar het gebouw brengen en je aan alle gewapende mannen zien? Ze zullen je fantastisch vinden!' Heel even dacht ik dat hij het echt meende. Misschien was het mijn gezicht dat het liet zien, want hij keek me lachend aan.
'Dat is nog te vroeg voor hem.' zei ik lachend. Na wat laatste knuffels en kussen zette de soldaat hem weer op de grond.
'Dag Jame!' riepen ze. Ohja, ik had hun zijn naam nog verteld. Kleine man liet mij en ook hen lachen, toen hij met harde stem riep; BYYEEEE!!!!!!!!! En hefig aan het zwaaien was.
'Oom kus.' zei Jame toen we de trap opliepen. Oom is de term voor mannen van buiten af, tante voor vrouwen. Ik word ook tante genoemd door kids die geen familie zijn. De cultuur. 'Ja day klopt, oom gaf jou een kus. En een knuffel. En wat zei jij toen de mannen weer weggingen?' 'BYYYEEEEEE!!!' en ik moest weer lachen. In het trappenhuis klinkt het veeel harder.
Vervolg typ ik later..
DC
reacties (0)