Elk kind ontwikkelt zich op zijn eigen tempo. Toch kan het gebeuren dat de motoriek wat trager of minder soepel op gang komt. Soms struikelt een peuter vaker dan anderen, lijkt hij wat onhandig bij klimmen of heeft hij moeite met tekenen en bouwen. Wanneer is dat nog normaal en wanneer is er sprake van een motorische achterstand?
We vragen het aan kinderfysiotherapeut Steffie Schoenmakers.
Het verschil tussen grove en fijne motoriek
Een motorische achterstand kan zich op verschillende manieren uiten. “Bij motoriek denken veel mensen meteen aan rennen of fietsen, maar het is veel breder”, legt ze uit. "We maken onderscheid tussen grove motoriek, zoals de grote bewegingen zoals lopen, rennen, springen of klimmen, en fijne motoriek, waarbij het gaat om kleine, precieze bewegingen van de handen.”
Bij grove motoriek zie je soms dat een kind wat houterig beweegt, vaker valt of onzeker is bij het klimmen. “Bij fijne motoriek merk je het eerder aan moeite met blokken stapelen, tekenen, eten met bestek of zichzelf aankleden.”
Signalen om op te letten
Geen paniek als je peuter niet meteen overal in uitblinkt. “Het ene kind rent met anderhalf al door het park, het andere ontdekt pas rond zijn tweede dat lopen eigenlijk best leuk is. Toch zijn er signalen die kunnen wijzen op een motorische achterstand. Bijvoorbeeld als een kind vaak valt, snel gefrustreerd raakt bij knutselen of tekenen of liever stilzit dan beweegt.”
Spelenderwijs aan de slag
Merk je een (kleine) achterstand? “De oplossing is vaak leuker dan je denkt: spelen”, tipt Schoenmakers. “Beweging is bij jonge kinderen onlosmakelijk verbonden met plezier. Laat je kind lekker klimmen op de kussens, dans samen op muziek, bouw een toren, maak een parcours met stoelen of speel met een bal. Zo oefent je kind zijn motoriek zonder dat het als ‘leren’ voelt.”
Ze raadt aan om goed te kijken hoe een kind zich beweegt in verschillende situaties. “Observeer hoe je kind zich beweegt in verschillende situaties: binnen, buiten, alleen en met andere kinderen. Bied voldoende gelegenheid tot vrij spel en moedig bewegen spelenderwijs aan, bijvoorbeeld door te dansen, te klimmen, te tekenen of samen balspelletjes te doen. Soms laat een kind buiten veel meer lef zien dan binnen of juist andersom.”
Wanneer trek je aan de bel?
Maak je je zorgen? Wacht dan niet te lang. “Je kunt altijd terecht bij het consultatiebureau, de huisarts of direct bij een kinderfysiotherapeut. Hoe eerder we meekijken, hoe beter we kunnen helpen. En vaak is dat met kleine, leuke oefeningen die spelenderwijs verbetering brengen.” Want uiteindelijk draait het maar om één ding, benadrukt ze: “Bewegen moet leuk zijn. Als een kind plezier heeft, groeit het zelfvertrouwen vanzelf mee.”
Wil jij graag jouw verhaal over je bevalling, baby, vruchtbaarheidstraject of iets anders delen op BabyBytes? Dat kan via dit formulier. Wie weet staat jouw verhaal binnenkort (anoniem) op de site!
Demi Schoenmakers is moeder en online redacteur voor onder andere BabyBytes, Libelle en Women's Health. Met een scherp oog en een luisterend oor zoekt ze naar verhalen die de lezer prikkelen. Of het nu gaat om gezondheid, lifestyle of opvoeding; ze probeert haar artikelen op een toegankelijke en boeiende manier over te brengen.
Reageer op dit artikel
reacties (0)