Uit epidemiologisch onderzoek
is gebleken dat kinderen die ten minste zes maanden borstvoeding
krijgen een kleinere kans hebben op bepaalde allergieën. Dit geldt
vooral allergisch astma, koemelkeiwitallergie en voor atopisch eczeem.
Moedermelk bevat antistoffen tegen allerlei ziektes, zodat baby's die
borstvoeding krijgen minder snel ziek worden en een beter imuunsysteem
ontwikkelen. Borstgevoede hebben onder andere minder of minder ernstige
kno-infecties, luchtweginfecties (ook RS-virus), maagdarminfecties (ook
Rota-virus), infecties aan het centraal zenuwstelsel, urineweginfecties,
necrotiserende enterocolitis. Het beschermt tegen diabetes type 2 [3]
en geeft enige bescherming tegen de ziekte van Crohn. Doordat
borstvoeding lichter verteerbaar is dan kunstvoeding, hebben
borstgevoede baby's minder last van spugen en darmonstekingen. Baby's en
kinderen die borstvoeding krijgen of kregen hebben een kleinere kans op
diarree en buikgriep. Zij hebben ook minder kans op infecties aan hun
ogen en luchtwegen. Baby's die borstvoeding krijgen hebben minder vaak
overgewicht dan kunstgevoede baby's en hebben later minder kans op
vetzucht[3].
Op de lange termijn hebben borstgevoede baby's als volwassenen een
lagere bloeddruk, lager cholesterol gehalte en presteerden ze beter op
intelligentietesten [3].
Het drinken aan de tepel zorgt bij de baby's en kinderen voor minder
cariës, een rechter gebit en betere kaakspieren. Zij hebben minder kans
op osteoporose.[4]
Borstgevoede baby's hebben een sterkere hechting met de moeder,
vanwege hormonen die zowel bij de baby als bij de moeder die
borstvoeding geeft vrijkomen. Borstvoeding bevredigt de emotionele
behoeften van baby's.
Het colostrum bevordert het loskomen van het meconium, de eerste (donker groene) ontlasting van de baby.
Tijdens de borstvoeding produceert de moeder hormonen die haar tot rust laten komen. Het al eerder genoemde hormoon oxytocine staat om die reden ook wel bekend als het 'relaxhormoon'. Eenzelfde rustgevende werking heeft ook het galhormoon CCK cholecystokinine dat in de loop van een voeding in zowel het lichaam van de moeder als van de zuigeling wordt aangemaakt. Ook het hormoon prolactine
dat de melkaanmaak regelt speelt een rol in de slaappatronen van moeder
en kind. Als de moeder volledig borstvoeding geeft, wordt door de ovulatieremmende werking van prolactine de terugkeer van de menstruatiecyclus en daarmee de vruchtbaarheid van de vrouw vertraagd. Deze vorm van anticonceptie (de LAM-methode)
heeft de eerste 4 maanden een betrouwbaarheid die vergelijkbaar is met
die van een spiraaltje (0,32), mits aan alle voorwaarden van LAM wordt
voldaan. Daarom werkt het alleen maar als volledige en exclusieve
borstvoeding op verzoek wordt gegeven en de menstruatie nog niet op gang
is gekomen. Daarom heeft men in Nederland de neiging om bij het zogen
altijd anticonceptie aan te raden, ook als de gekozen vorm een remmende
invloed op de lactatie kan hebben en daardoor een goede
borstvoedingerelatie in de weg kan staan. Vrouwen die borstvoeding geven
hebben ook een kleinere kans op borstkanker, hoe langer zij dit doen,
hoe kleiner deze kans wordt. Deze kans kan oplopen tot 75% minder kans
op borstkanker. Ook hebben vrouwen die borstvoeding geven een kleinere
kans op baarmoederkanker en ovariumkanker. Zij herstellen ook beter en
sneller van de bevalling dan als zij geen borstvoeding zouden geven. Ze
bloeden minder lang en veel na de bevalling, de baarmoeder herstelt zich
beter en ze komen sneller weer op hun oude gewicht door het geven van
borstvoeding. Ook is de kans lager om osteoporose te krijgen
(botontkalking). Ten slotte kan het ook voordelig zijn voor de moeder
dat haar kind waarschijnlijk minder vaak ziek zal zijn dan als ze
kunstvoeding zou geven.
Wereldwijd wordt als voordeel van borstvoeding aangevoerd dat dit de
emotionele band tussen moeder en kind zou versterken. Vanouds heeft men
dit ook altijd aangenomen. In de Bijbel wordt al de band die
borstvoeding schept genoemd o.a. in Hooglied 8:1, Jesaja 49:15, Psalm
22:9. Onlangs kwam er uit Nederlands literatuur onderzoek dat de weinige
onderzoeken die zijn gedaan over dit onderwerp geen overtuigend bewijs
lieten zien die het positieve effect van borstvoeding op de band tussen
moeder en kind onderschrijven.[5]
De wereldwijde consensus blijft echter dat borstvoeding de binding
tussen moeder en kind versterkt, en omgekeerd, dat directe nabijheid en
binding tussen moeder en kind cruciaal zijn voor het doen slagen van de
borstvoedingsrelatie (Gill Rapley - PMID: 12851979). Stap 4 en stap 7
van de tien regels voor het geven van Borstvoeding van de WHO gaan hier
ook van uit. (Volgens de ‘10 regels’ dienen alle instellingen voor
moeder- en kindzorg er voor te zorgen dat: stap 4: moeders binnen een
uur na de geboorte worden geholpen met borstvoeding geven; stap 7:
moeder en kind dag en nacht bij elkaar op één kamer mogen blijven;
reacties (0)