Samen staan we voor het keukenraam, dat uitkijkt op de tuin. Zachtjes vertel ik haar hoe de bloemetjes heten en dat er straks weer aardbeien zullen zijn. Ze hangt in mijn armen en haar grote grijze ogen zijn niet op de tuin gericht (zo ver kan ze nog niet kijken), maar op mij. En op de afzuigkap naast m’n hoofd. En op de lamp die boven ons hangt. Ze vecht duidelijk tegen de slaap om maar niets van de pas ontdekte wereld te hoeven missen – ze wil álles bekijken, en het liefst ook alles tegelijk. Twee maanden is ze nu, mijn meisje. Twee maanden al! Ineens dringt het tot me door hoe zeer de tijd voorbij gevlogen is. En even gaan mijn gedachten terug naar die zonnige zondagmiddag in januari.
**
Ik ben zo’n 36 uur met zwangerschapsverlof als mijn vliezen breken. Dat besef ik niet meteen als ik iets langs mijn benen voel stromen, maar als ik constateer dat mijn broek nat is, en de stoel onder die broek, en dat de plas op de vloer onder die bewuste stoel steeds groter wordt, kan ik er toch echt niet meer omheen. Half in paniek waggel ik naar het toilet, terwijl ik loeiend als een sirene (“MIJN VLIEZEN! MIJN VLIEZEN! MIJN VLIEZEN!MIJN VLIEZEN!”) de aandacht van mijn lief – die net de box in elkaar aan het zetten is – probeer te trekken. Verbaasd kijkt hij op, duidelijk niet ingesteld op deze onverwachte wending. “Hè?! Weet je het zeker? Dat kan toch niet? Je bent pas 35 weken zwanger!” Maar als hij de rivier ziet die ik op de eikenhouten vloer achterlaat, toetst hij toch met trillende vingers het nummer van de verloskundige in. Die een half uur later naast mijn bed aan mijn doorweekte broek staat te ruiken. “Wat maak je me nou? Het is echt vruchtwater!” roept ze. Voor ik het goed en wel in de gaten heb zijn we op weg naar het ziekenhuis – want zo lang de weeën uitblijven is er een kans dat ze daar het verblijf van de baby in mijn buik nog wat kunnen rekken. Maar helaas…zodra we de parkeerplaats van het ziekenhuis oprijden, vertelt een heftige kramp in mijn buik me dat ik beter niet van dat scenario kan uitgaan.
Niet veel later lig ik halfnaakt in een ziekenhuisbed, omringd door witte jassen die, allemaal op hun eigen manier, héél druk met me in de weer zijn. De verloskundige geeft me een spoedcursus weeën wegpuffen (want nee, ik heb me dus nog echt geen seconde bezig gehouden met het hoe en wat rond een bevalling), mijn lief houdt mijn hand vast, de verpleegkundige neemt mijn bloeddruk op, de gynaecoloog ziet op de echo dat de baby in stuit ligt, en de arts-assistent voelt dat ik al 4 cm ontsluiting heb. Zat ik echt een uur geleden nog nietsvermoedend thuis aan de eettafel een boodschappenlijstje te maken? Als ik niet zo’n pijn had, zou ik er heel hard om lachen.
Ondanks de stuitligging van de baby besluiten we dat ik ga proberen op natuurlijke wijze te bevallen. Volgens de gynaecoloog zijn de omstandigheden daar ideaal voor: de bevalling verloopt tot nu toe razendsnel, de baby is aan de kleine kant, en bovendien ligt ze met haar billetjes naar beneden en haar beentjes gestrekt langs haar hoofdje (en dat is kennelijk iets goeds). De artsen hebben er alle vertrouwen in, en dat werkt aanstekelijk. Maar het idee dat er voor de zekerheid een OK-team klaarstaat om een spoedkeizersnede uit te voeren, helpt ook wel mee, moet ik zeggen.
Ik mag in m’n handjes knijpen, want de weeën zijn goed op te vangen. Ze zijn maar kort en er zit genoeg pauze tussen om even helemaal te kunnen ontspannen en op te laden voor de volgende. En kennelijk zijn ze ook nog eens erg effectief, want rond 17 uur, 2 ½ uur na het breken van mijn vliezen, zit ik al op 8 cm ontsluiting! Mijn lief zit naast me, en lijdt een beetje met me mee – hij laat mij zijn hand helemaal tot moes knijpen. Ergens in de verte legt de gynaecoloog uit dat ze bij een stuitbevalling de persfase zo lang mogelijk uitstellen, om de baby zo ver mogelijk te laten indalen en maximale ontsluiting te bereiken. Ik vind het allemaal best en puf braaf verder. Wel worden de weeën worden steeds heftiger, ze maken me misselijk.
Rond 18:15 is het echt niet meer te houden. Met bovennatuurlijke krachten weet ik me nog een wee of drie in te houden, maar dan is het zo ver. Hoeraaa! Ik mag persen! Maar…hoe werkt dat? Het duurt even voor ik de nieuwe techniek onder de knie heb. Wat voelt dit naar, zeg. Ik begin voorzichtig – stel dat ik alles onderpoep? Of wat als alles uitscheurt? Het voelt… ronduit onnatuurlijk om zoiets groots door zo’n kleine opening te duwen. Maar na twee van die lelijke persweeën kan niets van dat alles me nog schelen. Deze baby moet er gewoon uit!!! Hoe dan ook!!!
En dan gaat het ineens snel. Helemaal als de gynaecoloog me in een pauze tussen twee weeën laat weten dat ik nog twee, hooguit drie weeën te gaan heb voor mijn kindje er zal zijn. Die informatie geeft me nieuwe moed: ik ben er bijna! Bij de volgende wee pers ik met alles wat ik in me heb. En dan… voel ik haar lijfje naar buiten glijden. In drie etappes: billetjes, beentjes, en een fractie later het hoofdje. Ze huilt meteen en ik haal opgelucht adem. Ze is eruit! Het is voorbij!!! En dat in 4 ½ uur…
Mijn prachtige dochter, met haar donkere oogjes wijd open, wordt op mijn buik gelegd. We noemen haar Isabel en ze is zonder twijfel het állermooiste meisje dat ik ooit gezien heb (dat ze paars is, onder het huidsmeer zit en verdacht veel op een gerimpeld aapje lijkt zie ik pas veel later, als ik de foto’s bekijk). Lang mag ik haar niet bij me houden, want ze weegt maar 2140 gram en moet naar de couveuseafdeling. Terwijl ik gehecht wordt kijk ik met tranen in mijn ogen het wiegje na waarmee ze uit mijn blikveld verdwijnt.
In de dagen erna blijkt Isabel het wonderbaarlijk goed te doen: eigenlijk is het regelen van haar eigen temperatuur het enige dat ze nog niet goed zelf kan. Maar na zes dagen lukt ook dat goed genoeg, en mogen we het ziekenhuis verlaten. Als we door het stille, besneeuwde landschap naar huis rijden, heb ik het gevoel dat ik in een sprookje ben beland. Ik barst bijna uit elkaar van geluk!
**
En nu…nu zijn we twee maanden verder en ligt Isabel hier slapend op mijn arm. Al lang niet meer het breekbare premature mini-meisje van twee maanden geleden, maar een lekkere gezonde baby met heerlijke bolle wangetjes en aandoenlijke spekbeentjes, die in twee maanden tijd in gewicht is verdubbeld. Wat ben ik trots, wat ben ik verliefd op haar. En zo ontzettend dankbaar dat ze vijf weken eerder dan verwacht in mijn leven is gekomen.
reacties (0)