2014 Geboorte Jonathan

De volgende ochtend had ik een beetje bloed in mijn slipje en 2-3 centimeter ontsluiting. De katheter mocht eruit en het infuus met het weeën opwekkende hormoon oxytocine erin. ‘Straks zal je ons niet meer zo aardig vinden,’ zeiden de zusters. Ze stelden het infuus namelijk zo in dat ik binnen een uur op één wee per minuut kwam. Toen begon de hel. Van nul tot honderd in een paar seconden, zo startten de weeën op. Ik had totaal geen mogelijkheid om langzaam door de endorfine in een roes terecht te komen waardoor ik de weeën kon opvangen. De ene wee was nog niet voorbij of de volgende begon al. Dit was totaal niet om uit te houden. Ik kan best goed tegen pijn, maar dit was ook mij teveel. Ik vroeg en kreeg een ruggenprik. Toen ik bijtend in mijn kussen de OK binnen werd gebracht zagen ze daar gelukkig ook dat mijn infuus veel te hoog stond afgesteld.


Van de ruggenprik voelde ik niets. Helaas was de uitwerking ook iets minder dan gewenst: ze wilden me niet helemaal gevoelloos maken, zodat ik nog zou kunnen persen. En na enige minuten bleek dat de ene kant van mijn lichaam meer verdoofd was dan de andere. Dat werd opgelost door me schuin te houden, zodat de verdovingsvloeistof ook mijn andere helft binnenliep.


Ik was doodsbang dat ik verlamd zou raken. Dat ik die ene uitzondering was. Deze angst werd nog eens versterkt toen ik na het aflopen van het infuus, vlak voor de persweeën begonnen, alleen nog dove tintelingen door mijn benen voelde gaan, gevolgd door een totale gevoelloosheid. De arts zei dat ik me geen zorgen hoefde te maken en dat was ook zo.


Nu ik minder pijn had en weer aanspreekbaar was, kon ik mijn vriend bellen en binnen een halfuur kwam hij de verloskamer binnen. Het was fijn om moeder en vriend bij me te hebben. Maar het wilde maar niet vlotten. Toen ik eindelijk 10 centimeter ontsluiting had en ik zou mogen persen, had ik geen kracht in mijn onderlijf en kon ik niet persen. Vandaar het niet meer bijvullen van het infuus toen het op was.


Om kwart over zeven ’s avonds (de OK ploeg was al naar huis) had ik genoeg gevoel in mijn onderlijf terug om te persen. Dat duurde meer dan een uur. Mijn moeder had het bijna net zo zwaar als ik, omdat ze mijn hoofd moest ondersteunen. Mijn vriend kon dat niet vanwege ernstige rugklachten (hij bood het wel aan, maar ik verbood het hem). De kleine zat klem en rechts in mijn buik deed het enorm pijn. Eindelijk, om 20:18 uur stond het hoofdje, en om 20:20 uur floepte Jonathan naar buiten.


Hoewel ik van tevoren had gedacht dat ik zou huilen van geluk, was ik voornamelijk een beetje bang van die zware (4120 gram) kledder die op mijn buik werd gedeponeerd. Hij schreeuwde als een mager speenvarken, dus dat gedeelte was in orde. Alleen hoorde ik al snel dat ik bloedde. En niet zo’n beetje ook. De alarmknop werd ingedrukt en binnen een minuut stond een spoedteam in de kamer, inclusief mijn gynaecoloog. ‘Ik ga NU de OK bellen!’ zei ze. De spanning was van haar gezicht te lezen en dat leek me geen goed teken. De kleine werd direct van mijn borst gevist en bij oma gedeponeerd. Ik werd met spoed naar de OK afgevoerd. Ik zei spottend dat ik hoopte dat ik het wel zou overleven, omdat het anders nogal zuur was dat ik zoveel jaar bezig was geweest en dat die paar minuten met mijn kind de enige waren geweest die ik had gekregen. ‘Daarom gaan we nu ook zo snel naar de OK,’ zei de gynaecoloog en dat vond ik niet zo’n fijn antwoord. Ik had gehoopt op meer geruststelling.


Op de OK werd me gevraagd of ik een algehele narcose wilde of een tweede ruggenprik, die via de ingang van de eerste kon worden toegediend. Omdat ik doodsbang was dat ik zou wegglijden en dat dit dan mijn laatste minuten bij kennis waren geweest, leek de ruggenprik me beter. Dan maakte ik tenminste mijn laatste momenten bewust mee.


Via de spiegelende operatielamp kon ik de hele operatie volgen, ondanks de theedoek die me het zicht op mijn onderlijf moest ontnemen. Het was bloederig. De placenta liet niet los en in totaal verloor ik 1800 cc bloed. Ik voelde me inderdaad ook wat slapjes…


In de uitslaapkamer lag ik bibberend maar voldaan onder een deken. De zuster daar zei dat ik zo weer terug kon naar mijn mannetje. Omdat ik nog niet gewend was in termen van babymannetjes, alleen in geliefden, verbeterde ik haar door te zeggen dat de man boven niet mijn mannetje was en ook niet de vader van de baby, en dat ik een bekende donor had gevraagd. Door dit misverstand kwam het hele verhaal eruit en de zuster vond het enorm bijzonder, net als de zusters die me weer mee naar boven kwamen nemen.


Jonathan had net als ik koorts en was afgevoerd naar de afdeling Neonatologie (Neo voor degenen die er langer dan een dag in de buurt verblijven). Omdat ik koorts had mocht ik niet die zaal in. Ik vond het frustrerend, want die koorts had ik vanwege de medicijnen, dat wist ik zeker. Bij de geboorte van Noël* had ik ook binnen een uur hoge koorts gekregen na toediening van de medicijnen. Ik had echt geen besmettelijke ziektes of zo! Gelukkig brachten ze die avond, toen mijn moeder en mijn vriend al naar huis waren, de kleine in een couveuse nog even langs, zodat ik hem zijn eerste flesje kon geven. Helaas mocht en kon ik nog geen borstvoeding geven. Helaas ook had ik geen idee hoe ik het flesje moest aanbieden, waarop de zuster het uit mijn handen griste en hem zelf de fles gaf. Ik was te moe om te protesteren, maar jammer was het wel en zo anders dan ik me had voorgesteld: ik had graag de kleine een uur lang naakt op mijn blote borst gehad en hem op die manier gevoed. Nu eindigde ik in een kamer tegenover de Neo en werd ik de komende dagen elke drie uur tot de kleine toegelaten om hem te voeden en te knuffelen.


De eerste keer dat ik in het grote ziekenhuisbed de zaal binnen werd gereden, werd ik aangekondigd als ‘de moeder van Jonathan’. Even dacht ik nog: ‘waar?’ tot ik me realiseerde dat ik niet langer ‘Hinemoa’ was die een kind verwachtte, maar Jonathans moeder! Dat was het moment waarop ik alsnog volschoot. 

67 x gelezen, 0

reacties (0)