Raar eigenlijk. Ik heb een site voor Sam, ik schrijf hier verhaaltjes, maar ik heb nog nooit zijn bevallingsverhaal opgeschreven.
Omdat ik toch bang ben in de loop van de tijd kleine details te gaan vergeten (dat merk ik nu al), heb ik al mijn moed verzameld en ben ik er maar eens aan begonnen. Het is voornamelijk voor mijzelf geschreven, omdat ik vind dat het hier "moet" staan. Het is ook langdradig, met veel details, maar dit is bewust zo gedaan. Ik kan het verhaal helaas niet meer bij "kinderen" plaatsen, dus dan maar op deze manier.
Vrijdag 30 oktober 2009.
We melden ons rond een uur of 8 in het ziekenhuis. Op de afdeling verloskunde, waar zwangere vrouwen en pasgeboren baby’s liggen en vrolijke geboortekaartjes in de gangen hangen. Toen ik net in de lift stond zei een vrouw: “zo, dat duurt niet lang meer.“ Ze moest eens weten.
Ik word vandaag ingeleid, nadat ik afgelopen dinsdag heb gehoord dat ons kindje in mijn buik is overleden. Ik ben vandaag precies 29 weken en 2 dagen zwanger. Woensdag heb ik al een pilletje ingenomen om de baarmoedermond te verweken. Ik krijg een privé kamer en ik word getoucheerd, geen ontsluiting. Er wordt een tabletje inwendig ingebracht en nu is het wachten. We worden begeleid door een lieve verpleegkundige, Marieke.
Die ochtend, samen op het ziekenhuisbed, zoeken mijn vriend en ik op internet het kistje uit, deze hebben we nog niet.
Aan het einde van de ochtend/begin van de middag krijg ik lichte weeën. Ik marcheer door de kamer en vriendlief moet er zelfs een beetje om lachen. Ik niet. Maar ik wil nog geen pijnstilling, wil het zo lang mogelijk zelf ervaren.
De ontsluiting gaat niet erg hard en er komt een arts-assistente binnen die werkelijk geen idee heeft wat ze tegen mij moet zeggen. In plaats van een hand te geven, begint ze gelijk met toucheren. Daar gaat weer een pilletje, ik heb 2- 3 cm ontsluiting volgens haar. Ik ga lang onder de douche zitten.
Er wordt volgens mij rond 4 uur besloten dat ik een ruggenprik krijg. Ik heb rugweeën en heb toch best last. En aangezien ik geen pijn hoef te hebben, komt het ding er. Ondanks dat ik er heel bang voor ben, ik laat het maar op mij afkomen. Ik word naar de OK gereden, waar de ruggenprik gezet gaat worden. Het is er koud, ik voel mij ellendig en bang. Het prikken gaat goed, de verpleegkundige die mij bijstaat is lief. Vriend en de anesthesist praten over Feyenoord, het irriteert me.
Als de ruggenprik zit, komt er een andere verpleegkundige die mij aan de CTG wil hebben. Als ze begrijpt dat mijn kindje niet meer leeft, druipt ze snel af. Ik word teruggebracht naar de kamer. Mijn moeder is al de hele dag bij mij, mijn vader zit al in de wachtkamer, waar hij ondervraagd wordt door kersverse papa’s. Pijnlijk voor hem.
Verpleegkundige Marieke is vervangen voor Chantal, ook een lieverd. Iedereen gaat wat eten, ik ben misselijk en mijn hele lijf jeukt en rilt. Bijwerking van de ruggenprik. Ik ben moe en wil naar huis.
Ik doe een poging om Idols te kijken, rond 22.00 uur, als ik weer word getoucheerd. Had ik vanmiddag nog 3 cm ontsluiting, nu heb ik er amper 2. Verkeerd ingeschat dus, wat een domper. Ik huil. Tot overmaat van ramp wijst mijn vriend op de zak urine die naast mijn bed hangt: het zit vol met bloed. De katheter heeft een ader geraakt. Ook zakt mijn bloeddruk steeds en wordt dan erg laag. Ik krijg extra zakken met vocht toegediend.
Rond half 11 wordt er besloten te stoppen voor vandaag. Wat een domper! Verpleegkundige Chantal gaat naar huis en we krijgen er een trut voor terug helaas. Ze heeft duidelijk geen zin in bevallingen en zeker niet in bevallingen van overleden kindjes (zo zucht ze: "Morgen hebben we er weer één.")
Mijn ouders worden tegen hun zin in naar huis gestuurd. Moeders oppert nog in de auto te gaan slapen, maar ik wil dat ze even haar rust pakt, het kan nog dagen duren. De verpleegkundige doet de belofte om haar te bellen als de bevalling eventueel begint.
Het is rond half 12. Ik krijg een slaaptablet, vriend krijgt een bed naast mij. Ik slaap een half uur. Ik word wakker en moet overgeven. Vriend haalt de verpleegkundige, maar ik mag geen nieuwe slaaptablet van haar, ik ben een beetje boos. We gaan verder slapen. Ik draai na 5 minuten om en dan breken mijn vliezen.
Ik heb polyhydramnion (extreem veel vruchtwater) en het blijft maar stromen. Ik geef vriend twee opdrachten: bel mijn moeder en haal iemand, want ik moet persen. Hij rent in zijn onderbroek de gang op en als hij terug is, belt hij mijn moeder. Ik probeer uit alle macht niet te persen.
De verpleegkundige ziet mij en haalt gelijk de gynaecologe. Ik moet eigenlijk naar de verloskamer, maar er is geen tijd meer. Vriendlief mag niet verder bellen, maar moet onmiddellijk helpen. Zijn bed moet de kamer uit.
Ik lig zachtjes mee te persen, terwijl iedereen de kamer verbouwt. Ik roep dat ik mijn bril wil, ik heb -10 en zie geen hand voor ogen. Niemand luistert.
Ik vraag de verpleegkundige mijn moeder te bellen, zoals afgesproken is: ze weigert. Zij vindt dat we dit met zijn tweeën moeten doen. (terwijl ik dit typ word ik er weer boos om! Wie is zij om dat te bepalen!)
Mijn moeder is zelf al in de auto gesprongen. Het is 20 minuten rijden.
Ik mag persen, ik lig tot mijn oren in het vruchtwater, mijn moeder is er nog niet, mijn baby is dood, ik zie niets en ben in paniek . De verpleegkundige is niet aardig, wordt boos op mij, mijn vriend zegt er zelfs iets van. De gynaecologe roept: "Kijk me aan!" Ik vertel haar dat het zonder bril niet gaat. En dan ontdekken ze ook dat mijn kathether er nog steeds in zit. Dit doet erg pijn met het persen.
Ik moet, de drang is te sterk. Zeven minuten, ik denk twee, drie keer persen en hij is er. Het is zaterdag, 31 oktober 2009, 00.40 uur. Ik laat mijn vriend kijken, vraag hoe ons kindje er uit ziet. Hij is mooi!! Geef hem maar aan mij, kom maar, ik ben zijn moeder!
Eindelijk krijg ik mijn bril op en wat is dit een mooi moment. Gelukshormonen stromen door mijn lijf, wat ben ik trots en alles tegelijk. Ik ben gelijk moeder. Ik bel mijn moeder, en zeg haar: “Geeft niets mama, dat je er niet bij was, want hij is zo mooi”. Vijf minuten later komen mijn ouders binnen.
Sam is 41 cm, 1410 gram, heeft zwarte haartjes, is roze en nog warm. En wat ruikt hij lekker.
Ik vergeet bijna dat hij dood is. Ik zit compleet op een roze wolk, maar voel me tegelijk ook zo triest.
De verpleegkundige wast en kleedt hem ergens anders aan, erg jammer, later besef ik mij dat ik dat juist zo graag zelf had gedaan. Je kan het maar één keer doen en ik had hem heel graag in bad gedaan.
Sam heeft een mooi pakje aan, gekocht door mijn moeder. Hij ligt in een rieten mand, met een wit lakentje en een blauwe vlinder. De verpleegkundige wil hem naar de koelcel brengen, ik weiger. Het is mijn kind, ik wil hem bij me houden.
Sam slaapt die nacht in een mandje voor een open raam, bij ons op de kamer. Ik ga steeds bij hem kijken. Naast ons wordt een baby geboren, het huilt. Mijn borsten beginnen te lekken en ik voel me verschrikkelijk eenzaam.
De verpleegkundige is écht een trut, maar het is te pijnlijk om daar over te schrijven. Ze heeft in ieder geval nooit het respect gehad om ons gedag te zeggen, een hand te geven of ons sterkte te wensen. Zij is niet geschikt voor dit vak.
We mogen zaterdagmiddag naar huis, we gaan door de ambulance ingang naar buiten, met mijn zoon in een mandje, afgedekt met een doek.
Later die dag komt de klap en komt al het verdriet naar boven. We verzorgen Sam tot de dag van de begrafenis, op donderdag. Hij is de hele dag bij mij en ik heb mijn zoon aan iedereen die mij dierbaar is laten zien.
reacties (0)