Het was van vrijdag op zaterdag dat ze steeds wakker werd. Hongerig viel ze aan op de borst. Tot twee keer toe. Zaterdag was ze chagrijnig. Drinken wilde ze niet meer. Ze wilde huilen. Huilen en rondjes lopen op mama´s arm. 4 uur achter elkaar.
Ik houd veel van mijn dochter maar soms even niet meer. Niet na 4 uur rondjes te hebben gelopen in mijn pyama, zonder te kunnen ontbijten. Niet als ik 4 uur lang dat gejammer en gezeur aan heb moeten horen. Niet als ik na 4 uur alweer dat pruillipje te zien krijg.
Niet als, wanneer ze eindelijk slaapt, ik haar zeurderige gehuil na vijf minuutjes alweer hoor.
Dan houd ik niet meer van mijn dochter. Of, zoals ik het pedagogisch verantwoord zou moeten zeggen ´ik houd wel van mijn dochter, ik houd niet van haar gedrag´. Onzin, want mijn dochter IS haar gedrag, het gedrag IS mijn dochter.
Afijn, zaterdag hield ik niet meer van mijn dochter, ofwel haar gedrag. Zaterdag wilde ik haar niet meer. Verkopen, weggeven of wat dan ook. Ik was dus ook heel blij dat ik mocht werken.
´Ik ga lekker werken!´ sprak ik opgewekt, na een overdosis paracetamol. ´Lekker fijn, lekker rustig, lekker bijkomen!´
Dat ´lekker werken´ werd een heftig weekend. Een weekend waarin ik weer eens werd stil gezet bij het grote geluk dat ik een gezond kindje heb. Dat was niet weggelegd voor een echtpaar, wiens kindje ik mocht verzorgen. Een klein mannetje van 10 jaar. Te vroeg geboren. Hersentjes hebben zich nooit goed kunnen ontwikkelen. Binnenin zijn lijfje 1 grote puinhoop. Zoveel epilepsie. Zoveel ongerustheid. Zoveel pijn dat zijn ouders al jaren zeggen ´ga maar jochie, ga maar waarheen je moet gaan. Verlaat ons maar.´ Dat heeft hij gedaan. Hij heeft ervoor gevochten want zijn hart is oersterk. Zijn hart heeft al zoveel opdonders gehad, zijn hart weet niet beter dan te vechten. Ik heb hem zien vechten tegen al zijn ademsnood, tegen al zijn pijn. Ik heb zijn kleine handje vast mogen houden terwijl alle medicatie zijn werk probeerde te doen. Ik zong hem toe ´ga maar slapen, je bent moe. Sluit je beide oogjes toe´. Hij is gaan slapen, maar werd weer wakker. Steeds wakker. Hij bleef vechten. Ik bleef huilen. Huilen om dit kleine jongetje dat wilde blijven terwijl er niks was om voor te blijven. Huilen om mijn gezonde dochtertje die ik verwenst heb.
Jaren geleden hebben zijn ouders hem bij ons gebracht, de zorg aan ons gegeven. Een aantal jaren mochten wij die zorg geven. Met liefde. Met radeloosheid. Soms met angst, maar altijd met liefde. Liefde voor dit kleine mannetje die zo hard achteruit holde. Liefde voor dit mannetje die soms zomaar kon lachen, die zo graag bij je op schoot zat om te kroelen. Zondagavond mochten wij hem teruggeven aan zijn ouders. Mocht hij bij zijn moeder liggen. Mocht hij uiteindelijk, toen wij nog geen kwartier weg waren, in de armen van zijn moeder overlijden.
Nu ligt hij in zijn bedje. Met zijn knuffeltje in zijn handjes en de muziek aan die hij zo graag hoorde. Nog een paar dagen is hij bij ons, voordat hij voorgoed weggaat. Ik heb zijn koude, witte wangetje geaaid en even zijn stijve handje in mijn handen gehad.
Thuis wachtte mijn dochter. Mijn gezonde dochter met haar bolle, rode, warme wangetjes. Mijn dochter die kraait van plezier, die rolt en zich aan alle kanten ontwikkelt.
Soms wordt je even stilgezet. Dan weet je weer dat alle huilbuien, slapeloze nachten en hoofdpijn zo erg nog niet zijn. Dan besef je weer dat je lange tijd niet hebt beseft hoe groot voorrecht het is om een gezond kind te hebben.
reacties (0)