Wij wonen in een fantastische straat met geweldige buren. Naar de bioscoop, paardrijden, burendag, Koningsdag, zomerbarbeque. Superlieve mensen allemaal, we hadden het niet beter kunnen treffen. En dat zeg ik niet alleen maar omdat ik weet dat een aantal van hun dit ook kunnen lezen. Er wonen ongeveer 20+ kinderen bij ons in de straat, dus genoeg vriendjes voor Tess om mee op te kunnen trekken nu het weer wat mooier wordt (terwijl ik dit tik komt de regen met bakken uit de hemel en staat er genoeg water in de achtertuin om een volwaardig zwembad te simuleren, maar goed).
Al een tijdje vraag ik me serieus af hoe zich dat gaat ontwikkelen.Toen we Tess namelijk voor het eerst naar de kinderopvang brachten was het één groot drama. Wekenlang liet ik daar een kind achter dat huilde alsof ze meespeelde in een soap serie en iemand haar net vertelde dat Ludo wéér was overleden. Verschrikkelijk vond ze het.
En dit was niet alleen op het KDV zo. Zelfs als de opa’s en oma’s op bezoek kwamen had ze een ontdooi-periode nodig. Zelfs Jasper was voor een korte periode Persona Non Grata in haar ogen. Kortom, het leek erop dat Tess absoluut mijn evenbeeld was. Verlegen, eenkennig en op zichzelf.
Maar naarmate de weken verstreken werden de berichten van de KDV-leidsters geleidelijk aan steeds positiever. We gingen van ‘Tess heeft veel gehuild’, naar ‘Tess heeft lekker alleen gespeeld, maar gaat andere kinderen uit de weg’, naar ‘Tess kent alle kindjes én hun ouders bij naam, ze speelt samen met andere kinderen en bijt lekker van zich af als dat moet.’ Tegenwoordig moeten de leidsters Tess vertellen dat ze nog even naar me moet zwaaien, anders komt zelfs dat er niet van. “Ja, dahag mama,” zegt ze dan, met een halfhartige handbeweging naar achteren. Madam wil nu al niet meer met me gezien worden. Dat wordt wat als ze straks een échte puber is.
Afijn, voor ons gevoel ging het nu dus super en zat er misschien toch wat meer in van Jasper’s no nonsense karakter dan dat timide gedoe van mij.
Heel even leek het zelfs naar de andere kant toe uit te slaan. Ik was laatst bij mijn moeder op bezoek met Tess. Moeke heeft achter het huis een waanzinnig grote speeltuin waar ik vroeger als kind ook talloze uren met veel plezier heb doorgebracht. We stonden lekker te kletsen terwijl Tess zich prima vermaakte op de glijbaan. Maar toen Tess het huisje van de glijbaan instapte, kwamen er nog twee kinderen naar boven. Tess, de kleine dictator, bedacht zich geen moment. Ze ging pontificaal in de deuropening staan, draaide zich om naar de kinderen, stak haar handje uit als een volleerde portier en zei, “Nee. Mag niet. Is van oma.”
Daar staat je tweejarige peuter dan tegenover een paar kinderen die minstens een kop boven haar uitstaken en twee keer haar leeftijd waren. Tess was tot op het bot verontwaardigd dat deze kinderen zelfs maar het léf hadden gehad om naar de glijbaan te kijken. Met haar Talk To The Hand-houding was haar mening luid en duidelijk.
Oh god. Met een ongemakkelijk lachje naar de kinderen en de ouders (“Ja, sorry, nee, geen idee waar ze dit vandaan heeft, haha”) haalde ik Tess uit de deuropening vandaan en legde aan haar uit dat dit zeker niet oma’s speeltuin was en dat andere kinderen ook op de speeltoestellen mochten spelen.
“Nee mama! Is niet van de kindjes! Is van Tess!” Was haar antwoord, duidelijk aangevend dat ze geen boodschap had aan mijn wijze woorden en ouderlijk gezag. Uiteindelijk wist ze haar verontwaardiging in te tomen met slechts af en toe een vuile blik naar het gepeupel.
Een week later ging ik haar ophalen bij het kinderdagverblijf. Terwijl ik nog aan de andere kant van de glazen deur sta, zie ik door het glas dat Tess zich tot een meisje wendt dat enthousiast naar mij aan het zwaaien is. En zelfs door de dichte deur hoor ik dochterlief op ijskoude en gebiedende toon zeggen, “Ga weg. Is mijn mama.”
Don Corleone is er niets bij.
Voor Koningsdag dit jaar hadden de buren voor het tweede jaar op rij spelletjes georganiseerd voor de kinderen. De volwassenen bleven in hun eigen voortuin om de door hun bedachte spelletjes te begeleiden terwijl de kinderen het spelletjesparcours afgingen. Er was een springkussen, de ijscoman kwam langs, suikerspin, popcorn, muziek. Prachtig weer erbij, echt een fantastische dag.
En we hadden er zin in! ‘s Ochtends had ik Tess op haar meest vaderlandslievende oranje/rood/wit/blauw uitgedost en verteld dat we spelletjes gingen doen met de andere kinderen in de straat. Vol enthousiasme rende ze voor me uit naar de straat, “Met de kindjes spelen, mama!” Met iets minder enthousiasme kwam ze naast me lopen toen ze de andere kinderen hoorde. En ze bleef plotsklaps stokstijf staan toen we dichtbij genoeg waren om de kinderen ook daadwerkelijk te zien.
“Ik wil niet meer, mama. Kom, we gaan naar binnen,” commandeerde ze. En ze draaide zich om en liep weer terug naar huis.
Ik moest praten als Brugman om haar zover te krijgen om in ieder geval buiten te blijven. Ze zat aan mijn been en schoot vastgeplakt, mopperend dat ze het niet leuk vond en dat het allemaal veel te spannend was. Toen we tussen de middag naar binnen gingen voor een boterham was het bekeken. Ze wou niet meer. Ze wou niet bij Jasper blijven. Het was over en uit. De vrolijke vlag die we op haar wangen hadden geschminkt was door de tranen helemaal uitgelopen en ze zag er meer uit als een depressieve kleurenblinde clown met een obsessie voor het koningshuis dan een vrolijke peuter. Ik wou Jasper ook niet met een hysterisch huilend kind laten zitten, dus heb ik mijn spelletje gecancelled en ben met Tess in de achtertuin gaan spelen.
Gisteren ben ik met Tess lekker in het zonnetje in de voortuin gaan zitten, ik was op mijn telefoon aan het niksen terwijl Tess een heuveltje op en af ging. En het duurde niet lang voor twee buurkinderen, allebei een jaartje ouder, enthousiast naar haar toe kwamen. Heel lief probeerden ze haar te betrekken in hun spel en te knuffelen. Maar Tess moest er niets van weten. Zelfs de prachtige Olaf de sneeuwpop tekening was niet genoeg om het hart van mijn ijskoningin te laten smelten. Het buurmeisje was overigens ook niet zo blij met dit gebaar van het buurjongetje naar Tess toe. “Die was toch voor mij??” Kilo’s kiezelsteentjes werden aangesleept en aan Tess gegeven. Maar het hielp allemaal niets. Ze zei netjes ‘Dankjewel’, rende een paar keer om mij heen in een poging de kinderen van zich af te schudden en eiste vervolgens dat ik haar optilde.
Uiteindelijk ben ik met Tess naar binnen gegaan, waar ze nog heel vrolijk en gedecideerd ‘Nou, DOEI!’ tegen de kinderen riep. Lekker subtiel. Maar ja, ik kan haar moeilijk dwingen om met anderen te spelen als ze echt niet wil.
Ik weet het, ik weet het: Ze is nog maar twee, het zal wel een fase zijn, het hoeft echt niet te betekenen dat ze later mensenschuw in een snoepgoedhutje in een betoverd woud gaat wonen om pasteitjes te maken van verdwaalde kinderen. Of dat ze alleen maar met haar neus in de sprookjesboeken gaat zitten zoals een niet nader te noemen persoon.
De komende tijd gaan we met mooi weer lekker voor het huis spelen. Wie weet krijgen de buurkinderen het met de tijd toch voor elkaar om dit ijskonijntje uit haar schulp te laten kruipen. En anders maar niet. Met verlegen zijn is ook niets mis. Bovendien heb ik nog wel een prachtige verzameling sprookjesboeken voor haar.
reacties (11)