Ik sta rustig in de keuken het eten voor te bereiden terwijl ik ondertussen af en toe wat door Facebook scroll op mijn telefoon. Plots houd ik mijn vingers stil en mijn adem in. Ik voel een rare golf in mijn maag, alsof ik in een achtbaan zit die plots naar beneden zoeft. Een prachtige foto van een ontzettend schattig jongetje met een echofoto in zijn handjes. Het kereltje is net 1 jaar oud en krijgt, zoals ik kan zien op de foto, een broertje of zusje. Even weet ik niet wat ik voel. Ik krijg het warm, maar er staat kippenvel op mijn armen. Ik besluit meteen mijn felicitaties te sturen en sluit mijn app af.
Het was de derde aankondiging binnen een paar weken. Mijn nichtje, mijn beste vriendin van de middelbare school en nu weer een oude bekende. Net nu ik voor mijzelf had besloten dat ik de volgende was. Ik plof op de bank en kijk verontwaardigd naar boven. “Hé, dit hadden we toch niet afgesproken?” Natuurlijk volgt er geen reactie, tegen wie heb ik het eigenlijk? Maar het rotgevoel laat me niet los. Als mijn man vraagt waar ik mee zit, leg ik hem uit dat er alweer iemand in mijn omgeving zwanger is en dat ik nu gewoon even flink baal. Hij slaat zijn armen op mijn heen en zegt dat het wel goedkomt. Maar het helpt helaas niet veel. Komt het wel goed? Ik weet het niet.
Het lijkt wel in de lucht te hangen. Of in ieder geval in de lucht om mij heen. Ga ik even een boodschapje halen bij de supermarkt om de hoek, zie ik de hoogzwangere overbuurvrouw. Zit ik met een vriendin op het terras, gaat er vlak naast mij een groepje dames zitten waarvan er twee overduidelijk zwanger zijn. Flarden van hun gesprekken over hun zwangerschappen verstoren zo nu en dan mijn concentratie. De aankondigingen op Facebook. Een collega die in mijn buik prikt en zegt: “zeg, wanneer komt nummer 2?” Of laatst, toen ik mijn manager vertelde over onze zolderverbouwing. Zij reageerde meteen met: “goh, je bent toch niet zwanger?”
Gaan wij bij mijn ouders op de koffie, stelt mijn zus de vraag wat onze zoon voor zijn verjaardag wil hebben. Nog voor ik kan antwoorden, reageert mijn broer: “Een broertje of zusje!” Iedereen lacht. Ik lach mee. Maar het doet verrekte pijn, die harde waarheid.
En dan mijn dromen de laatste twee weken. Bijna elke nacht droom ik over baby-gerelateerde onderwerpen. In de ene droom heb ik een dochtertje, in de andere droom heb ik een positieve test of ben ik zwanger. Ik hoop heel hard dat het voortekenen zijn, maar ik realiseer mij ook dat het ook een stukje verwerking is van alles om mij heen.
Ik wil het graag los laten. Iedereen om mij heen zegt dat dat de beste remedie is. De Van Dale zegt het volgende erover:
los·la·ten (liet los, heeft losgelaten)
Hoe kan ik onze wens nou loslaten als ik word gebombardeerd met alles wat met baby’s te maken heeft? Hoe kan ik mij richten op andere zaken als iedereen in mijn omgeving vragen stelt over een tweede kindje? Daarbij, ik wil het niet écht loslaten. Dan is het net alsof ik ergens afstand van doe. Alsof ik iets opgeef. Hoewel ik de eerste definitie van Van Dale wel mooi vind: in vrijheid stellen. Het niet zo krampachtig vasthouden van datgene wat ik zo graag wil, maar mijn wens de ruimte geven en de vrijheid geven.
Dat laatste bevalt mij wel. Ik besluit dan ook om een nieuwe definitie te geven aan het begrip loslaten: loslaten betekend niet, niet liefhebben, niet geven om, of geen genegenheid voelen voor iemand, iets of een wens. Loslaten kan dit alles omvatten en nog meer. Loslaten is vrijheid geven aan mezelf en aan de dingen waar ik om geef en waar ik van houd en die ik wens.
Liefs,
Pluis
reacties (0)